Wegtransport van en naar niet-EU-landen
Alles wat u moet weten
Ongeveer 5% van het internationale wegvervoer betreft transport tussen de Europese Unie (EU) en niet-EU-landen. Hoewel dit percentage relatief klein is, brengt het complexe wet- en regelgeving met zich mee. Transport tussen EU-lidstaten en derde landen vereist aanvullende formaliteiten en documentatie, en kan onderhevig zijn aan invoerrechten, belastingen en accijnzen.
In dit artikel bespreken we de belangrijkste aandachtspunten en mogelijke belemmeringen voor uw transport. Met de juiste voorbereiding kunnen vertragingen en extra kosten worden voorkomen.
1. Invoerrechten, belastingen en heffingen
Invoerrechten
Veel landen heffen invoerrechten om de eigen economie te beschermen of buitenlandse concurrentie te beperken. Binnen de EU worden echter geen invoerrechten geheven op goederenverkeer tussen lidstaten. Wanneer goederen vanuit of naar een niet-EU-land worden vervoerd, gelden er specifieke invoerrechten, afhankelijk van de tariefclassificatie van het product.
De afspraken over wie de invoerrechten betaalt, worden vastgelegd in leveringsvoorwaarden, zoals de internationaal erkende Incoterms. Veelgebruikte Incoterms zijn:
- EXW (Ex Works) – Koper draagt alle kosten en risico’s vanaf de fabriek van de verkoper.
- FOB (Free on Board) – Verkoper is verantwoordelijk tot de goederen aan boord van het schip zijn.
- CIF (Cost, Insurance & Freight) – Verkoper betaalt transport- en verzekeringskosten tot aan de haven van bestemming.
- DDP (Delivered Duty Paid) – Verkoper draagt alle kosten, inclusief invoerrechten.
Belastingen
Vrijwel alle landen heffen btw of een vergelijkbare invoerbelasting bij import. In de EU betaalt de importeur de btw bij invoer, maar in sommige landen is een btw-verleggingsregeling mogelijk, waardoor de betaling wordt uitgesteld tot de reguliere btw-aangifte. In Nederland kennen we het principe dat de btw bij invoer kan worden verlegd, dit maakt Nederland een van de aantrekkelijkste landen om goederen bestemd voor de Europese markt te importeren.
Accijnzen
Bepaalde producten, zoals alcohol, tabak en brandstoffen, zijn onderhevig aan accijnzen. EU-lidstaten kunnen daarnaast specifieke verbruiksbelastingen opleggen. Zo heft Nederland belasting op frisdranken en vruchtensappen, terwijl Duitsland een koffiebelasting kent.
2. Douaneformaliteiten
Aangifte voor douanevervoer
Goederen die nog niet in het vrije verkeer van de EU zijn gebracht, moeten bij grensoverschrijdend transport worden aangegeven bij de douane. Dit gebeurt met een MRN-document (Movement Reference Number), dat onderdeel is van het NCTS-systeem (New Computerised Transit System).
Bij aankomst op de plaats van bestemming moet de aangifte correct worden afgehandeld. Verlies, fouten of nalatigheid kunnen ertoe leiden dat de douane de goederen als in de EU ingevoerd beschouwt, waardoor alsnog invoerrechten en belastingen verschuldigd zijn. In bepaalde gevallen kan alternatief bewijs worden aangeleverd om te voorkomen dat onterecht heffingen worden opgelegd.
TIR-Carnet
Voor transport buiten de EU kan een TIR-Carnet worden gebruikt. Dit douanedocument vergemakkelijkt grensoverschrijdend vervoer en beperkt douanecontroles onderweg. Het TIR-systeem is vooral nuttig voor transporten naar landen in Oost-Europa, Azië en het Midden-Oosten.
Goederen voor tweeërlei gebruik (dual-use)
Sommige producten kunnen zowel voor civiele als militaire doeleinden worden gebruikt en vallen onder de dual-use regelgeving. De uitvoer hiervan naar niet-EU-landen vereist een vergunning. Denk aan bepaalde chemische stoffen, elektronica of materialen die in wapensystemen kunnen worden toegepast. Daarnaast is er een vergunningsplicht voor militaire goederen, wapens en munitie.
Voor twijfelgevallen kan een bindende inlichting worden aangevraagd bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer in Nederland.
3. Gebruik van een expediteur
Bovenstaande aspecten en voorbeelden zijn slechts een greep uit de onderwerpen waarmee we dagelijks worden geconfronteerd als het gaat om internationale handel, douane regelgeving en vervoer. Een expediteur heeft de expertise om te bepalen welke formaliteiten en documenten nodig zijn voor uw transport. Dit kan helpen om vertragingen en extra kosten te voorkomen. Zeker bij vervoer van en naar niet-EU-landen is het inschakelen van een expediteur vaak een efficiënte en kosteneffectieve keuze.
Samenvatting
Transport tussen de EU en niet-EU-landen brengt extra regelgeving en formaliteiten met zich mee. Om complicaties te voorkomen, is het belangrijk om vooraf de volgende vragen te beantwoorden:
- Naar welk land vervoert u goederen en is het een EU-lidstaat?
- Welke Incoterms heeft u met uw handelspartner afgesproken?
- In welk land zijn de goederen geproduceerd?
- Vallen uw goederen onder specifieke douanevoorschriften, zoals accijns of dual-use?
- Zijn alle gegevens op uw vervoersdocumenten correct en volledig?
- Is het verstandig om een expediteur in te schakelen?
Door deze aspecten vooraf goed in kaart te brengen, kunt u uw transport efficiënter en zonder onnodige vertragingen laten verlopen.